''Dit zijn de namen'' door Tommy Wieringa

Zakelijke gegevens
Titel : Dit zijn de namen
Auteur : Tommy Wieringa
Uitgegeven : 2012
Pagina's : 304
Genre : Psychologische roman
Onderwerpen : Joden, eenzaamheid, queestemotief

Mijn mening : 
--

Samenvatting : 

In deel I zijn twee verhaaldraden die zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelen. Voor het gemak worden ze in deze samenvatting gescheiden weergegeven. In de structuur van de roman wisselen de verhaallijnen zich af.

De draad van Pontus Beg 
De roman begint in Michailopol, een niet bestaande  grensstad ergens in de steppe van de Oekraïne. Het stadje ligt er volstrekt verlaten en afgesloten van de wereld. We  maken in dit decor kennis met  de 53-jarige politiecommissaris Pontus Beg. Zijn enige lichtpuntje in zijn grauwe wereld en grijze bestaan is de maandelijkse vrijpartij met zijn huishoudster, die er een andere relatie met een vrachtwagenchauffeur op na houdt ('Beg beschouwde de regeling als een ideaal huwelijk, in Zita’s gedachten was het een uitstekende betrekking'). Pontus' kinderloze bestaan biedt een even desolate aanblik als het landschap. Pontus is een gelaten burger met een merkwaardige voorkeur voor de wijsheden van de filosoof Confucius. Hij eet gehaktbrood en drinkt bier in Tina's Bazooka Bar - Tina was een prostituee, maar serveert nu gewoon eten en drank. Zijn bestaan is 'ingericht op het bestrijden van pijn en ongemak', maar hij is 'soms jaloers op de alcoholisten en de junks met hun trampolineleven, van laag naar hoog, van hoog naar laag, net zo lang tot ze geen tand meer in hun mond hebben en een langzame, ellendige dood sterven'.
Pontus Beg heeft het man van zijn leeftijd niet naar de zin. Hij heeft ook wat lichamelijke problemen (doorbloedingproblemen in zijn benen) maar vooral mentale, wat duidelijker wordt als er in de stad een oude rabbijn sterft. Die moet op Joodse wijze worden begraven, maar hoe moet dat? Leeft er nog wel een tweede Jood in de stad? Die blijkt er te zijn, een andere oude rabbijn die geen goed woord over heeft voor de gestorvene (‘Hij was een slecht mens. Ik ben blij dat hij dood is’), maar hem toch begraaft. Pontus Beg herinnert zich dan ook het liedje dat zijn moeder voor de kinderen zong. Het blijkt een oud Jiddisch liefdesversje te zijn. Zou Pontus soms van joodse afkomst zijn? Dat roept een verlangen in hem wakker, het verlangen om de Jood  van zijn moeder te zijn. Hij gaat zelfs de Thora bestuderen
Maar hij laat ook in een hoofdstuk zien dat hij een keiharde exponent van het systeem is: hij arresteert een vrachtwagenchauffeur die te hard zou rijden en doet zo mee in het systeem van corruptie dat de politie in zijn stad heeft opgezet en waarvan ze met zijn allen de opbrengsten delen. Hij mept de man ook met gemak zonder enige scrupules in elkaar. Weinig menslievend derhalve.  De lading wordt later bovendien gestolen door een zware crimineel en van hem ontvangt  Pontus een bedrag ter vergoeding. Zo werkt het systeem. Hij neemt ook weer contact op met zijn zus en hij vraagt haar of ze het liedje van zijn moeder ook kent. Hij begint steeds meer te denken dat hij joods is. Hij gaat daarom met de rabbi naar een plek waar hij in het diepste van de aarde zich zou kunnen reinigen in een bad. Hij zou dat graag willen. Hij vertelt in een flashback ook over zijn verkering met het meisje Lea met wie hij drie jaar is omgegaan, waarna ze het per telefoon uitmaakte. Dat is al weer 23 jaar geleden. 

De draad van de vluchtelingen
Een groep vluchtelingen heeft met geld en valse papieren een  mensensmokkelaar kunnen inhuren die hen met een vrachtwagen over de grens moet smokkelen op weg naar een  betere toekomst. Ze gaan weg onder het motto van de één zijn dood, is de ander zijn brood. Wanneer ze bij grens gekomen zijn, ziet de jongen onder de vluchtelingen inderdaad uniformen van grenswachten e.d. maar het is later duidelijk dat ze geflest zijn en dat ze helemaal niet over de grens van een beter land zijn gezet. Daarna maken ze een barre helletocht die sterk doet denken aan de tocht van het volk van Israël in het Oude Testament. Er wordt gesproken over een lange man, een stroper, een vrouw, de man uit Asjchabad een jongen, een Ethiopiër en ene Vitaly. Ze lijden honger en sterven van de dorst. De lange man en de Ethiopiër raken op een zeker moment achter bij de anderen, maar weten toch weer aan te sluiten. Voor de neger hebben de anderen de meeste angst: hier komt het motief van de onderdrukking van een ander ras toch ook naar voren: hij krijgt de schuld van de ellende en wanneer hij een keer één van de andere mannen  aanraakt, krijgt die een zweer in op die plek.  Op een zeker moment sterft de lange man en gaan ze zonder hem verder. Wanneer de jongen op een morgen opkomt, heeft iemand van de groep de Ethiopiër om het leven gebracht. Niemand vertelt wie het heeft gedaan, maar zijn hoofd is van zijn romp gescheiden. Dat hoofd nemen ze op de rest van de reis mee. Dat element verwijst naar de reis van het volk van Mozes: daarbij werden de beenderen van Jozef veertig jaar lang meegedragen. Het hoofd krijgt magische betekenis, want de zwervers denken dat het hoofd hun de weg al wijzen naar het beloofde Land waarna ze op zoek zijn. De vrouw heeft intussen een relatie aangeknoopt met de man van Asjchabad en na verloop van tijd blijkt ze zwanger te zijn.
In deel II zijn beide verhaallijnen samengekomen. De groep zwervers heeft Michailopol bereikt waar ze angstige gevoelens bij de  bevolking oproepen. Ze zien er uit als levende doden (de zg. 'ondoden') en lijken op die manier op mensen die uit een concentratiekamp zijn verlost. De burgemeester van Michailopol wil dat de politiemensen van Pontus Beg de vluchtelingen  oppakken. Ook Pontus gaat zich ermee bemoeien, maar het is een andere Pontus dan die uit deel I. Hij lijkt zich vereenzelvigd te hebben met de vertegenwoordigers van het Joodse geloof en dan voelt hij zich ook verwant met de vluchtelingen, want ook de Israëlieten hebben door de woestijn moeten zwerven. Hij komt bovendien tot de lugubere ontdekking dat ze een hoofd hebben meegedragen, als een soort relikwie. Iemand van de groep heeft blijkbaar een moord gepleegd en  Pontus wil er wel achter komen wie dat heeft gedaan, maar de leden van de groep lijken niet bereid te vertellen wie dat is. De jongen vertelt nog het meeste aan Pontus. Ook worden nu enkele zaken verteld die op de steppe hebben plaatsgevonden (het leegroven van een kippenhok en de eigenaresse eenzaam achterlaten zonder voedsel, waardoor ze de hongerdood zal hebben gekregen). De zwervers zijn hard. Dan hoort Pontus van de vrouw dat ze zwanger is: in het broodmagere lichaam blijkt een vrucht te zitten en voortijdig brengt de zwakke vrouw een gezond kind ter wereld (op 19 december). De vrouw zelf zal het niet overleven. Ze geeft het kind ook vergeefs de borst: er komt geen melk uit haar lichaam en de keiharde Beg blijkt heel menselijk als hij een lang verwacht kind in zijn armen houdt.
In het deel “Voorjaar” gaat Pontus Beg met de jongen die hij nu de kleine Mozes noemt naar een plaats vanwaar ze naar het Beloofde Land kunnen kijken. Beg zegt tegen de jongen dat hij Jood moet worden, dan kan hij altijd papieren krijgen voor Israel. Dan zullen ze de papieren van de jongen moeten veranderen: hij moet de zoon van de jood geworden Pontus worden: dan wordt hij ook jood en hij zal Hebreeuws moeten leren. De roman eindigt op deze wijze hoopvol, want de jongen wil wel doen wat Pontus aanraadt.
Bron : http://www.scholieren.com/boek/12249/dit-zijn-de-namen/zekerwetengoed 

Recensie 1 : 

Dit zijn de namen

De compositie is scherper en doeltreffender, de hoofdstukken zijn strak als buxushaagjes
Daniëlle Serdijn 6 oktober 2012, 00:00
'Hij weet dat ze vooruitgeschoven posten zijn van hun familie, hun dorp, hun gemeenschap. In hun voetspoor reist een onzichtbaar gezelschap van vaders, moeders, broers, zusters, ooms en tantes en neven en nichten mee. Op hen is alle hoop gevestigd. Zij zijn het pioniersgewas - alles kun je ze aandoen, honger, dorst, hitte en kou, ze zullen alles overleven.'

Profetische regels in de nieuwe roman van Tommy Wieringa, die zich afspeelt in het meest onherbergzame deel van Oekraïne. Nooit was Nederland verder weg. Dat Wieringa de blik naar buiten richt, is geen nieuwigheid. Al in zijn vroegste romans trokken zijn personages erop uit, verkenden ze de wereld en kwamen in bestaande landen, maar dikwijls in fictieve steden en plaatsjes terecht. Algerije en Marokko in Dormantique's Manco (1995). De havenplaats Mercedal en het eiland Lago in Alles over Tristan (2002). Wieringa's laatste en meest internationaal georiënteerde roman, Caesarion (2009), had Oost-Engeland als vertrekpunt voor een alomvattende odyssee. In Dit zijn de namen laat Wieringa Nederland nog verder achter zich.

De roman begint in Michailopol, een onvindbare grensstad ergens in de steppe. Het ligt er volstrekt verlaten en afgesloten van de wereld. We volgen er de bezigheden van de 53-jarige politiecommissaris Pontus Beg. Lichtpuntje in zijn Oostblokgrauwe wereld is de maandelijkse vrijpartij met zijn huishoudster. Pontus' kinderloze bestaan biedt een even desolate aanblik als het landschap.

In een tweede verhaallijn lezen we over de helletocht van een groep vluchtelingen. Wieringa vertelt hoe ze huis en haard verlaten om een betere toekomst te vinden. De één is op de vlucht, de ander denkt een uitverkorene te zijn en weer een ander vertrouwt erop meer geld te zullen verdienen in het nieuwe land. Bijeengebracht door een louche smokkelaar verlaten ze per vrachtwagen hun geboortegrond. In de veronderstelling voorbij de grens te zijn, verlaat de groep de vrachtwagen. Een enkeling is ervan overtuigd genept te zijn door de chauffeur en maakt meteen rechtsomkeert.

De rest begint 'onder wolken van inkt' aan een reis door de steppe. Tien tot vijftien man groot is het gezelschap dat door dit barre grasland trekt. Weken, maanden zijn ze onderweg op het moment dat ontreddering omslaat in grimmige waanzin en de meest kwetsbaren het op gruwelijke wijze moeten ontgelden.

De oeverloosheid van de tocht maakt de reis tot een moderne exodus naar het Beloofde Land. Een toevalligheid is die gelijkenis niet. Exodus is de titel van het tweede boek uit het Oude Testament dat begint met de zin 'Dit zijn de namen van de zonen van Israël'. Het boek beschrijft de vlucht van het Israëlische volk uit Egypte naar het land Kanaän.

Wieringa's verhaal stapt losjes mee met die geschiedenis. Pontus (her)ontdekt zijn Joodse roots, sluit vriendschap met de laatste rabbijn van Michailopol en wijst als een eigentijdse Mozes, juist op het moment dat alle verhaallijnen zijn samengekomen, een van de vluchtelingen de route naar Israël.

Binnen dit zoeklicht krijgt migratie de glans van een religieuze onderneming. Andersom kleurt het Bijbelverhaal de actuele feiten waaruit blijkt dat jaarlijks nog altijd vele duizenden mensen hun land ontvluchten. Het resoneert mee in het verhaal van Wieringa die er soms rechtstreeks naar lijkt te verwijzen: 'Ze kwamen met ontelbaren en ieder van hen leefde in de hoop en verwachting dat hij bij de gelukkigen hoorde die de overkant zouden bereiken.'

Spiritualiteit en religie vonden eerder onderdak in het werk van Wieringa, maar niet eerder was de rol ervan zo groot en niet te negeren. Wat heeft het te betekenen? Het antwoord moet gezocht worden bij Pontus, die niet met volle overtuiging in God gelooft, maar wel zijn religieuze cultuur omarmt. Die is vol van beloftes, toekomst en verbindende rituelen.

Laten we de rol van opperwezen buiten beschouwing, omdat 'ook de rede je tot God [kan]
brengen', dan vertelt Wieringa thematisch gezien een even beproefd als actueel verhaal over altruïsme versus eigenbelang en xenofobie. De manier waarop hij dat doet, is inmiddels kenmerkend: ernstig, welluidend, in marmeren zinnen. En toch ook met een vleugje humor, soms een lichte frivoliteit.

Zo omschrijft Pontus, die last heeft van klein lichamelijk malheur en zit opgescheept met een zojuist gestorven Jood en een solitaire rabbijn, de situatie als volgt: 'Drie maal eenzaamheid: een dode Jood, een levende laatste Jood en een politieman met een koude voet en een piep in zijn oor.' De voet en de piep. Sinds Joe Speedboot (2005), Wieringa's doorbraak, waarin de gehandicapte en sprakeloze Fransje een glansrol vertolkte, heeft uw recensent een zwak voor figuren met fysieke mankementen. Ook Pontus met zijn piep-oor en koude voet is een innemend personage, ondanks zijn bij vlagen knokfilm-achtige gewoontes.

Nog twee maanden te gaan, maar met enige zekerheid valt wel te zeggen dat Dit zijn de namen tot de beste boeken van het jaar behoort. Wieringa heeft de lat weer hoger gelegd. De compositie is vergeleken bij eerder werk scherper en doeltreffender, de hoofdstukken zijn afgetopt en strak als buxushaagjes. Dit is een monumentale roman die naast intelligentie, discipline en originaliteit ('hij had een hart als een walvis') Wieringa's haast wellustige gedrevenheid toont om te perfectioneren. Die eerder genoemde weidse blik is een overtuigend handelsmerk geworden. Nederland is te klein voor Wieringa.

Bron: http://www.volkskrant.nl/recensies/dit-zijn-de-namen~a3858528/ 


Recensie 2 : 
Wij zijn allen vluchtelingen
ROB SCHOUTEN − 06/10/12, 00:00
Het is goed dat Wieringa iets nieuws probeert. Maar deze nogal ouderwetse roman houdt iets van een stijloefening
Nadat Tommy Wieringa in 2005 was doorgebroken met 'Joe Speedboot', een jongensboek voor volwassenen, viel misschien te verwachten dat hij door zou gaan met het schrijven van zulke Huckleberry Finn-achtige feelgood-romans op Hollandse bodem. Maar nee, zijn volgende roman 'Caesarion' was een ernstig boek dat ging over vergankelijkheid en getroubleerde ouder-kindrelaties, en in zijn jongste roman 'Dit zijn de namen' probeert Wieringa nadrukkelijk aan te sluiten bij de oudere verteltradities - het boek speelt zich daarbij af in een sombere voormalige Sovjet-republiek.

'Dit zijn de namen' gaat in essentie over de zoekende mens. Het kent twee verhaallijnen. Een groepje ontheemde vluchtelingen, op zoek naar een nieuw land, zwerft over dorre vlakten in de veronderstelling dat ze zojuist door mensensmokkelaars de grens zijn overgezet, quod non, ze zijn bedot met een nep-grensovergang. Elders, in het stadje Michailopo, komt politiecommisaris Pontus Beg er achter dat zijn moeder Joods was en hij dus ook. Hij gaat op zoek naar zijn roots.

De vluchtelingen horen niet bij elkaar, kennen elkaars namen niet eens, maar trekken wel min of meer samen op, tot onderweg een van hen sterft en een ander, een Ethiopiër, de schedel wordt ingeslagen. Als amulet nemen ze zijn hoofd mee tot ze aankomen in Michailopol, waar Pontus Beg onder leiding van de laatste rabbijn van het stadje bezig is de Thora onder de knie te krijgen. Zo ontmoeten de verschillende zoekers elkaar.

Natuurlijk zijn er parallellen met hedendaagse asielzoekers en identiteitszoekers, maar Wieringa plaatst zijn roman toch vooral in een tijdloos licht. Zijn manier van vertellen herinnert aan verhalen uit het Oude Testament, de humor van 'Joe Speedboot' ontbreekt vrijwel geheel en het is duidelijk dat hij liever een mythisch dan een anekdotisch universum schept.

Waar de ongearticuleerde, uitgemergelde vluchtelingen allemaal op zoek zijn naar een beter leven, vertegenwoordigt Pontus Beg de existentiële middelmaat: "Wat geeft het dat de ene dag zoveel op de andere lijkt dat hij zich geen ervan afzonderlijk herinnert; hij houdt het midden aan, even ver verwijderd van de bodem als van de top". Maar ook deze modale man is zoekende, alsof Wieringa wil zeggen: wij zijn allemaal vluchtelingen op zoek naar het beloofde land.

Dat is natuurlijk een mooie, maar ook ietwat bedaagde boodschap. Gelukkig houdt Wieringa zich verre van het sentimenteel-spirituele gesnotter waarin dit soort zoektocht-romans (vooral die van Paolo Coelho) makkelijk kunnen verzanden. Ook komt hij niet met het obligate louterende einde aanzetten. Wieringa heeft nu eenmaal een stoere, afstandelijke manier van schrijven. Zijn roman wekt zelfs een beetje de indruk van een stijloefening, in de trant van het werk van A. den Doolaard. Misschien wil hij diverse thema's en stijlen uitproberen. Hier Pontus Beg: "Was het niet ironisch, zei hij, dat hem juist nu, nu hij zijn eerste schreden richting de Eeuwige had gezet, zoiets overkwam: een groep mensen die in zekere zin de reis van de woestijngeneratie had herbeleefd met niets boven zich dan de lege hemel. Zij waren de armoede en de onderdrukking ontvlucht, de woestijngeneratie was aan de Egyptische slavernij ontkomen."

Dat is literatuur oude stijl, en Tommy Wieringa laat zien dat hij dat vak beheerst, maar je vraagt je wel af waarom hij juist deze richting kiest. Het sprankelende 'Joe Speedboot' was mij liever, al is het ook goed dat een schrijver zijn lezers niet probeert te behagen met meer van hetzelfde. Hij gaat zijn eigen weg, ook zoekende als het ware.

Tommy Wieringa: Dit zijn de namen. De Bezige Bij, Amsterdam; 304 blz. €19,90 (geb. € 24,90)
Bron : http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/3327546/2012/10/06/Wij-zijn-allen-vluchtelingen.dhtml

Reacties

Populaire posts van deze blog

''Schuld'' door Walter van den Berg

''Muidhond'' door Inge Schilperoord

''De Aanslag'' door Harry Mulisch